In Nederland werd de burgerlijke stand pas in 1811 ingevoerd. Daadwerkelijke invoering verschilde van plaats tot plaats. Toch bleven er in Noord-Nederland nog geruime tijd mensen over die geen achternaam voerden. In het geval van de familie Cleveringa is het mogelijk verder terug te gaan aan de hand van archieven, kerkregisters en overige documenten.
De stichting richt zich in oorsprong op de nazaten van mr. Rudolph Pabus Cleveringa (1763 -1818) en Cornelia Ebels (1771 – 1826). Drie generaties terug is Bronno Frericks Cleveringa (ca. 1658 – ca. 1720) te traceren, geboren in Oldenzijl en overleden te Appingedam. Hij was diaken, kerkvoogd, brouwer, schuttenredger, en vanaf 1706 bouwmeester der stad Appingedam. Dit is dan de voorlopige stamhouder en hiermee is dan ook de verbintenis met de stad Appingedam gegeven.
De volgende generatie Fredericus Cleveringa (1701 – 1771) olieslager, houtzaagmolenaar van “De Foruyn” en geconstitueerd redger verblijft in Leens. Zijn zoon Bronno Fredericus Cleveringa (1734 – 1810), getrouwd met Johanna Quintina Pabus (1742 – 1812), wordt uiteindelijk in 1792 burgemeester van Appingedam. Zij woonden destijds in de Solwerderstraat. Rudolph Pabus hield een dagboek in zijn rol als maire over de laatste fase van de Franse bezetting.
Zoals in die tijd wel vaker gebeurde, komt Johanna Quintina’s achternaam Pabus in de volgende generaties terug als voornaam. Zo komen we dan weer uit bij mr. Rudolph Pabus Cleveringa en Cornelia Ebels. Diverse nazaten hebben dan ook deze voornamen Rudolph Pabus.
Tekst op graf in Nicolai kerk
BRONNO FREDERIKUS CLEVERINGA, OUD BURGEMEESTER DER STAD APPINGEDAM, STIERF DEN 22 JANUARY 1810, OUD 76 JAREN.172
HOUD THANS VRY MYN STOF, O AARD / BY HET STOF, DAT … / EENS HERRYS IK WEER … DOOR GODS ALMAGT … [WAARDE].